Abraham
De naam 'Abraham' betekent 'vader van vele volken'. Dat is een heel toepasselijke naam, want zowel joden, christenen als moslims beschouwen Abraham als hun stamvader, iemand van wie ze voor hun geloof veel hebben geleerd. Moslims noemen hem 'Ibrahim'. Abraham leefde rond 1900 voor Christus.
In zijn geboortestreek geloofden mensen in allerlei goden die ze aanriepen als ze hen voor iets nodig hadden: een god om hen te helpen de oorlog te winnen, een godin om ervoor te zorgen dat ze veel gezonde kinderen kregen, een godin voor een goede oogst op het veld, enzovoort. Abraham voelde diep in zijn hart dat het niet klopte om zo over God te denken. Als hij 's nachts naar de sterrenhemel keek, wist hij zeker dat er één God was, die groot en machtig was en tegelijk vol liefde voor alle mensen. Abraham praatte met die God en begon Hem steeds meer te vertrouwen.
God en Abraham sloten een verbond met elkaar, een afspraak die altijd blijft gelden. Abraham trok weg uit zijn land naar het land dat God hem zou aanwijzen.
Daar zou hij kinderen en kleinkinderen krijgen, die na verloop van tijd een groot volk zouden worden. Abraham beloofde om trouw te blijven aan God, wat er ook zou gebeuren.
Het was niet altijd gemakkelijk voor Abraham om in God te blijven geloven.
Het duurde een hele tijd voor hij een zoon kreeg. Hij ontmoette vijanden waar hij bang voor was. Maar hij wist dat God hem niet in de steek zou laten. Hij bleef vertrouwen op God, ook al zag het er soms hopeloos uit. Hij was nooit bang om God aan te spreken. Zijn grenzeloze vertrouwen maakte zo veel indruk, dat ook zijn zoon, zijn familie, zijn werknemers en vrienden in die God begonnen te geloven.
In zijn geboortestreek geloofden mensen in allerlei goden die ze aanriepen als ze hen voor iets nodig hadden: een god om hen te helpen de oorlog te winnen, een godin om ervoor te zorgen dat ze veel gezonde kinderen kregen, een godin voor een goede oogst op het veld, enzovoort. Abraham voelde diep in zijn hart dat het niet klopte om zo over God te denken. Als hij 's nachts naar de sterrenhemel keek, wist hij zeker dat er één God was, die groot en machtig was en tegelijk vol liefde voor alle mensen. Abraham praatte met die God en begon Hem steeds meer te vertrouwen.
God en Abraham sloten een verbond met elkaar, een afspraak die altijd blijft gelden. Abraham trok weg uit zijn land naar het land dat God hem zou aanwijzen.
Daar zou hij kinderen en kleinkinderen krijgen, die na verloop van tijd een groot volk zouden worden. Abraham beloofde om trouw te blijven aan God, wat er ook zou gebeuren.
Het was niet altijd gemakkelijk voor Abraham om in God te blijven geloven.
Het duurde een hele tijd voor hij een zoon kreeg. Hij ontmoette vijanden waar hij bang voor was. Maar hij wist dat God hem niet in de steek zou laten. Hij bleef vertrouwen op God, ook al zag het er soms hopeloos uit. Hij was nooit bang om God aan te spreken. Zijn grenzeloze vertrouwen maakte zo veel indruk, dat ook zijn zoon, zijn familie, zijn werknemers en vrienden in die God begonnen te geloven.